Moderne Schilderkunst, evenaring van de oude meesters
Waar eeuwenlang geschilderde portretten voorlopers waren van de fotografie, ligt de lat voor de hedendaagse portretschilder een heel stuk hoger. Het moet een meerwaarde hebben ten opzichte van de fotografie, alleen een gelijkenis is niet voldoende.
We zijn in Oud-Beijerland op bezoek bij Lorenzo de Bruin, waar we hem spreken in zijn atelier. Een keurige vrij grote ruimte met aan de witte wanden een aantal van zijn olieverf schilderijen. Zittend aan zijn schildersezel, voor de grote vensters, penseel in de hand en de schilderstok als ondersteuning, lijkt het of we honderden jaren terug in de tijd zijn bij een beoefenaar van het eeuwenoude schildersambacht. Rondom Lorenzo’s werkplek hangen zijn werken van bekwaamheid. Stillevens en portetten met uiterste precisie uitgewerkt tot in de kleinste details, terwijl verderop zijn moderne werken te zien zijn, waarbij Lorenzo zelfs een andere techniek gebruikt, namelijk het paletmes.
Hij groeide in Rotterdam op tussen de schilderijen die zijn vader, Kok de Bruin, beroepshalve maakte. Lorenzo begon zijn loopbaan in de creatieve sector bij een reclamebureau om daarna als freelance illustrator verder te gaan. Vervolgens is hij zijn grote passie, het schilderen, gaan volgen en werd hij fulltime kunstschilder. Met veel succes, want zijn schilderijen zijn tentoongesteld in magazines, galeries en een aantal musea zowel tijdelijk voor een expositie of permanent opgenomen in hun collectie.
Lorenzo toch autodidact. Is het dan een aangeboren talent? “Ik denk dat de omstandigheden het succes altijd bepalen”, verklaart Lorenzo, “Als je een kind laat opgroeien in een woonkamer waar een muziekinstrument staat, een piano of een gitaar, dan zullen negen van de tien keer de kinderen in het gezin muzikaal zijn. Ik denk dat dat bij mij ook het geval was. De gelegenheid was er en het was iets heel gewoons. Ik ambieerde het natuurlijk wel, om het ook te kunnen. Naarmate ik ouder werd en mijn vader bezig zag, ontwikkelde ik feeling. En misschien bestaat er wel iets als genetische overdracht. Ik denk dat het beide is.” Veel steun van vader gehad? “Ja, mijn vader vond het prachtig dat ik er interesse in had en die stimuleerde dat. Hij heeft me echt de liefde voor kunst bijgebracht. De schoonheid van dingen, me veel laten zien en het was voor hem natuurlijk ook fijn dat hij dat bij mij kwijt kon.” Helaas overleed zijn vader toen hij zestien jaar was en was de mogelijkheid om naar de kunstacademie te gaan financieel niet haalbaar, er moest brood op de plank komen.
Toen hij uiteindelijk zijn carrière als kunstschilder begon ging hij zijn eigen stijl zoeken. “Omdat ik geen kunstacademie had gehad dacht ik dat ik me moest bekwamen in het echte ambacht. De oude meesters waren mijn voorbeelden en die heb ik daarvoor gekozen. Dat zijn de uitvinders van de schilderkunst. Daar ben ik me heel erg in gaan verdiepen, in technieken en noem maar op.” Wijzend naar de eerder genoemde stillevens rond zijn werkplek, vertelt hij. “Dat is wel echt met een knipoog naar mijn vader. Ik voel me natuurlijk schatplichtig aan mijn vader, want van hem heb ik het geleerd. Mijn vader was meer een impressionist. Hij werkte veel met paletmes en de dynamiek die dat heeft vind ik zo mooi passen bij bijvoorbeeld de stadstaferelen. Ik vind beide, het penseelwerk en het werken met paletmes, heerlijk om te doen.” Hij meent dan ook als hij het oude ambacht niet zou beheersen hij zijn andere werk niet kon doen. “Dat is de basis. Ik weet daar wat ik weg kan laten en juist kan overdrijven, kan aanzetten. Het is een andere taal, maar nog steeds een taal. Je moet er consistent in blijven.” Typerend is ook dat hij het ambachtelijke werk zittend en het meer vrije werk staand maakt, “Mijn dynamiek is ook anders. Ik voel me dan nog steeds dezelfde persoon, maar het doet een heel ander beroep op me.” Hij denkt dan ook dat hij bij het grote portret van Johan Cruijff kilometers heeft gelopen om de vorderingen op afstand te kunnen beoordelen. Over dit schilderij vertelt hij, “Ik wilde een eerbewijs doen met dit schilderij, maar dan wel zo dat als je er naar kijkt het niet alleen maar Johan Cruijff in persoon is, maar ook de kunstenaar. Johan Cruijff was niet voor één gat te vangen, die was grillig en onnavolgbaar. Dat wilde ik er in brengen, plus dat het prettig moest zijn voor de mensen, de familie om naar dat schilderij te kijken. Het moest zo worden alsof de verf op de goede plek geregend is. Alsof er een dimensie voor zit, een soort vitrageachtig iets. Ik ben ook heel blij dat de familie Cruijff het zo mooi vindt.” Een giclée van het portret heeft dan ook als bestemming het huis van de familie in Barcelona en is inmiddels door hem persoonlijk afgeleverd.
Waarom kunst kopen, wat voegt het toe aan je leven? “Als mensen een schilderij kopen, geven ze zichzelf een cadeau voor de rest van hun leven. Want dat schilderij gaat mee waarheen je ook gaat, die gaat nooit meer weg. Als ik nu in het ouderlijk huis kom en ik zie de werken van mijn vader hangen, die vormen eigenlijk het decor van mijn jeugd. Ik heb daar liefdesverdriet onder het grote schilderij gehad en vreugdevolle dingen, maar altijd waren die schilderijen daar. En als ik nu bij mijn moeder thuis ben dan voel ik dat altijd aan die schilderijen. Die schilderijen hebben voor mij een meerwaarde, niet alleen als decoratie, maar ook aan wie je bent en waar je vandaan komt. Het worden een soort tijdcapsules, iedereen weet nog wanneer en waar ze het schilderij hebben gekocht. Het leven gaat maar door en die schilderijen waren daar, altijd. Daarom zijn sommige schilderijen ook tijdloos of passen ze altijd weer in een interieur of doen de mensen er iets aan door de lijst te veranderen. Maar dat stuk blijft altijd in hun familie.”
Tekst: Wim Uithol
Foto’s: Onno Kemperman, Visualis
Dit artikel verscheen in Woon in Style, uitgave 02-2018